top of page
Zoeken

Iliotibiaal Bandsyndroom

Bijgewerkt op: 14 feb. 2022

Iliotibiaal bandsyndroom (ITBS) is een typische overbelastingsblessure die we vaak zien bij hardlopers en fietsers. Ook is het een blessure die vaak voorkomt bij soldaten die lange marsen moeten lopen.


De irritatie wordt gevoeld aan de buitenkant van de knie.


Wat is Iliotibiaal Bandsyndroom?


Het iliotibiaal bandsyndroom is een brede term voor irritatie aan de buitenzijde van de knie. De pees die aan de zijkant van de knie loopt (tractus illiotibialis) schuurt over het bot aan buitenkant van de knie (epicondyles lateralis) heen. In de afbeelding hieronder is de pijnlijke plek aangegeven met een rode stip.



De rode stip geeft de pijn van de blessure: bij de aanhechting van de tractus iliotibialis boven de laterale epicondyle van het femur. BF= Biceps Femoris, GMAX= Gluteus Maximus, GT= Trochantor Majus, ITB= Iliotibiaal Band, TFL= Tensor Fasciae Latae, VL= Vastus Lateralis
ITBS

Naast het schuren, wat klachten kan geven, kan er ook druk ontstaan op de zijkant van de knie.


Anatomische achtergrond


ITBS heeft dus te maken met de pees die aan de zijkant van het bovenbeen loopt tot over de knie: de tractus iliotibialis. De peesplaat heeft zijn oorsprong in de gluteus maximus, de gluteus medius en de tensor fascia lata. Deze peesplaat loopt aan de zijkant over het bovenbeen en knie en hecht aan op het onderbeen (scheenbeenf ofwel tibia) op het zogenaamde tuberculum van Gerdy.




Diagnose


De diagnose van iliotibiaal bandsyndroom wordt gebruikelijk gemaakt op basis van hoe de klacht is ontstaan en lichamelijk onderzoek.


ITBS is de op een na meest voorkomende hardlopersklacht. Als men dus regelmatig hardloopt en last heeft aan de buitenkant van de knie is het zeer waarschijnlijk dat het om ITBS gaat. Soms is beeldvormend onderzoek nodig om andere blessures uit te sluiten.


De pijn treedt veelal op na 3 kilometer hardlopen of na 10 kilometer wandelen. Typerend voor ITBS is dat bij 30 graden buiging van de knie de pijn optreedt.



Testen


De test voor het diagnostiseren van ITBS bij de knie is de test van Noble.

De test gaat als volgt:

  1. patiënt in ruglig

  2. knie in 90° met voet op de behandelbank

  3. fysiotherapeut druk op 1 a 2 cm boven de epicondyles lateralis

  4. patiënt strekt langzaam de knie terwijl u met uw voet contact blijft houden met de behandelbank

  5. voelt u de rond 30° onder de duim van de fysiotherapeut de herkenbare klacht opkomen die u ook voelt bij het hardlopen? Dan is het waarschijnlijk dat u ITBS heeft.


Een test die inzicht in hoe ITBS behandeld kan worden. Door te springen en dan te kijken naar het landen, geeft informatie of de landing hard of zacht is. Als de landing vrij hard is, komt veel kracht op de knie te staan. Als de landing zachter gemaakt kan worden door meer door de romp meer naar voren te buigen, komt er minder kracht op de knieën te staan.


Compressie of inklemming?


Er zijn twee modellen voor de pathofysiologie: compressie versus inklimming.


Compressie gaat ervan uit dat het probleem zich bij de aanhechting van de tractus begeeft. De tractus hecht aan in het periost van het epicondyl van het bovenbeen. Volgens de compressie theorie is in dit periostgebied een verdrukking van vet, bloedvaten en zenuwen, wat de pijn geeft.


ITB= Iliotibial Band, LFE= Laterale Femur Epicondyle
Compressiemodel


De inklemmingtheorie gaat ervan uit dat de pijn ontstaan boven de aanhechting: tussen de tractus iliotibialis en de zijkant van de knie. De tractus beweegt niet soepel langs het epicondyl van het femur, waardoor daar wrijving ontstaat. Een strak gespannen tractus door te veel contractie van de bilspieren zou de oorzaak kunnen zijn van te veel wrijving over de zijkant van de knie.



ITB= Tractus Iliotibialis, LFE= Laterale Femur Epicondyle
Inklemmingmodel



Het verschil tussen beide modellen is dus dat het compressiemodel de oorzaak legt bij de aanhechting van de tractus iliotibialis en het inklemmingmodel de tractus ziet als een band die schraapt over de zijkant van de knie.


Een combinatie van twee modellen is zeker wetenschappelijk te onderbouwen. We zien namelijk de volgende eigenschappen van ITBS:

  • Toename gewrichtsvloeistofafscheiding (synovium)

  • Verdikte tractus iliotibialis

  • Te veel weefselvorming (hyperplasia)

  • Kwaliteitsafname van het weefsel (fibrosis)

  • Ontsteking

Deze eigenschappen van ITBS zijn met beide modellen te verklaren en het is dus niet ondenkbaar dat ITBS een combinatie is van de twee modellen.



Functie van de Tractus Iliotibialis


Vroeger dacht men dat de tractus ilioitibialis een pees is die het been zijwaarts heft. De tractus iliotibialis zou volgens die theorie een onafhankelijke pees zijn die de krachten van de bilspier doorgeeft over de zijkant van het been,


Tegenwoordig zien we meer verwevenheid van de tractus illiotibialis met omliggende structuren.


Ten eerste is tractus iliottibialis verweven met structuren in het been. Bijvoorbeeld de fascia lata, vastus lateralis, biceps femoris en de zijkant van het scheenbeen (tibia). Vooral waar de tractus aanhecht, aan de voor-zijkant (anterolateraal) van de knie, heeft het een stabiliserende functie. Volgens deze nieuwe zienswijze is de tractus iliotibialis dan ook belangrijk voor stabiliteit bij draaibewegingen in het been.


Ten tweede zien we dat tractus via de bilspieren (gluteus medius en gluteus maximus) ook verweven is met structuren in de lage rug. Daarmee is de tractus zelfs verantwoordelijk voor de stabiliteit in de onderrug.


Daar waar de tractus vroeger dus alleen een pees die het mogelijk maakte om het been zijwaarts te heffen, denkt men nu dus dat de tractus ook stabiliserende functie heeft: zowel in de onderrug als in de knie.



Vanaf de onderrug lopen fascia over in de gluteus maximus. De gluteus maximus loopt over in de tractus iliotibialis en de tractus iliotibialis hecht aan op het femur, vastus lateralis, retinaculum van de knie, biceps femoris en de voorkant van het scheenbeen. Het verloop van de tractus iliotibialis wijst erop dat we de behandeling van ITBS alle betrokken delen van het lichaam als een geheel moeten zien: onderrug, heupen, femur, knieën, fascia in de onderrug, gluteale fascia, fascia lata en de anterolaterale knie. AL-ABD= anterolaterale abdominalis, LD= Lumbodorsale Fascia, RF= Rectus Femoris.
Verband tussen Tractus Iliotibialis en lage rugspieren



Wanneer heb ik last van ITBS?


ITBS voelt men bij het hardlopen het meest bij de standfase. De standfase is de fase waarbij de op de grond staat en zich voorbereid op het weer afzetten. Bij de standfase is het er het meeste buiging in de knie, waardoor er het meeste kracht op de tractus illiotibialis komt te staan.



Heel-strike hardloper


De fase daarvoor, de zogenaamde zwaaifase, kan invloed hebben op ITBS. Tijdens de zwaaifase bereiden de spieren zich namelijk voor het laten neerkomen van de voet.



Bij de mid-stance is er de grootste kniebuiging. De afremfase bij hardlopen is van heel-strike tot het moment dat de knie het meeste gebogen is. Deze afremfase veroorzaakt de meeste pijn bij ITBS.
Mid-stance


Risicofactoren voor het Iliotibiaal Bandsyndroom


Factoren die geassocieerd worden met illiotibiaal bandsyndroom zijn:

  • Grote flexie van de knie tijdens de standfase: Onderzoek heeft uitgewezen dat hoe groter de buiging in de knie is bij de standfase des te groter de kans op ITBS is.

  • Repetitieve overbelasting;

  • Spierzwakte in de heup- en bilspieren: Door spierzwakte in de heup- en bilspieren heeft de knie de neiging om naar binnen te draaien (endorotatie van de heup en adductie in de knie), wat een verhoogd risico op ITBS geeft.

  • Letsel aan de tractus iliotibialis. Onderzoek wijst uit dat een aangedane tractus in lengte verandert tijdens het hardlopen, wat een verhoogd risico geeft op ITBS.

Er is geen bewijs dat het illiotibiaal bandsyndroom onder vrouwen meer zou voorkomen dan onder mannen. Ook is er geen bewijs dat een van de volgende factoren een verhoogd:

  • Varusstand van de knieën (o-benen)

  • Valgusstand van de knieën (x-benen)

  • Pes planus (platvoeten)

  • Pas cavus (verhoogde voetbrug)

  • Q-hoek: onderbeen staat niet in het verlengde van het bovenbeen, maar er is een hoek in de knie tussen het boven- en onderbeen

  • Beenlengte.



Hardloopster met ITBS

De knie kan bij mensen met ITBS meer naar binnen draaien.
Hardloper (man) met ITBS


A= Normaal postuur, B= Teken van Trendelenburg, C= gecompenseerde Teken van Trendelenburg.
Vooraanzicht van de bewegingen in de romp, heupen en knieën.


Behandeling


De behandeling van ITBS draait om de juiste balans tussen rust en inspanning vinden.

In andere woorden: de belasting moet afgestemd worden op de belastbaarheid. Door de benen minder te belasten of anders te belasten, kunnen de betreffende weefsels herstellen.



Oefeningen


X-benen 'eruit trainen' door krachttraining voor de heupen, benen en romp te doen. Hierdoor kan het lichaam de beweging van de knieën beter controleren en de x-stand bij het hardlopen eruit halen.


Heup


Op een verhoging staan met gestrekt been. Door de heup zakken waardoor de voet van het loshangende been bijna de grond raakt.


Benen


Voor de benen is een squat de beste oefeningen. Niet alleen de grote bovenbeenspieren worden getraind maar ook de bilspieren.


Romp


Chin-knees: op een matje liggen en met de rechter elleboog de linker knie aantikken en visa versa.


Massage


Trigger point massage van de biceps femoris, vastus lateralis, gluteus maximus en de tensor fascia latae.



De soft-tissue benadering pakt de fasciale verbindingen aan tussen de vastus lateralis, tractus iliotibialis en biceps femoris. Triggerpoint methodes kunnen gebruikt worden, waaronder
Soft-tissue massage voor de Tractus Iliotibialis.


NSAID's


<